Het erkennen van gebarentalen op wettelijk niveau is een belangrijke stap om de rechten van dove mensen te realiseren, maar is alleen niet genoeg

6 minute read •

Dove mensen worden wereldwijd gediscrimineerd, op de ene plek meer dan op de andere, en de discriminatie van dove mensen gaat heel ver terug. Voor de beëindiging van discriminatie is het nodig om verschillende dingen op meerdere fronten te doen, bijvoorbeeld op het niveau van wetgeving, en daarom voert de Wereldfederatie van Doven (WFD) campagne zodat de rechten van doven en gebarentaligen in de nationale wetgeving van verschillende landen erkend zouden worden. Gebarentalen zijn erkend als natuurlijke talen bijvoorbeeld in het verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap uit 2006, en tot nu toe zijn gebarentalen op een nationaal niveau erkend in de wetgeving van 71 landen — met andere woorden er zijn nog meer dan 120 landen waar gebarentalen niet erkend zijn (WFD 2022).

De manier van erkenning van gebarentalen verschilt echter wel per land. De Meulder (2015) verdeelt de uitdrukkelijke wetgeving inzake gebarentalen in vijf categorieën. Tot de eerste categorie behoren landen waar gebarentaal in de grondwet genoemd is. Tot de tweede categorie behoren landen waar gebarentaal in de algemene taalwetgeving genoemd is. In de derde categorie zitten landen waar er een afzonderlijke wet of decreet inzake gebarentaal is. In de landen van de vierde categorie is er een afzonderlijke wet inzake gebarentaal en andere communicatiemethoden. In de landen van de vijfde categorie behoren de zaken betreffende gebarentalen tot een nationale taalcommissie. Bovendien is het mogelijk dat gebarentaal in wetgeving alleen impliciet genoemd is, bijvoorbeeld als een deel van wetgeving inzake handicappen.

Finland was het eerste land ter wereld waar een vermelding inzake gebarentaal in de grondwet was toegevoegd, slechts maanden voor Oeganda. In de Finse grondwet (731/1999) is genoemd dat de rechten van gebarentaligen in afzonderlijke wetten bepaald zouden worden. Dus gebarentaal is ook in vele andere wetten genoemd, bijvoorbeeld wetten inzake onderwijs, werkzaamheden van autoriteiten en vertolkingsdiensten. Er is in de grondwet niet uitgeweid welke expliciete gebarentaal is bedoeld, en een afzonderljike wet inzake gebarentaal (359/2015) was bepaald in Finland in 2015 die geen nieuwe rechten creëert voor gebarentaligen maar waar wordt gedefinieerd dat zowel de Finse als de Finland-Zweedse Gebarentaal wordt erkend.

In Nederland is het juridische proces betreffende de status van gebarentaal heel anders dan in Finland verlopen. De wettelijke erkenning van de Nederlandse Gebarentaal is vertraagd door bijvoorbeeld het feit dat zelfs het gesproken Nederlands niet in de wetgeving genoemd is (Wheatley & Pabsch 2012). De eerste vermeldingen over gebarentaal zijn zodanig in wetten inzake onderwijs en vertolkingsdiensten betreffende strafzaken gedaan. Een afzonderlijke wet inzake gebarentaal werd uiteindelijk in 2020 opgesteld (Wet erkenning Nederlandse Gebarentaal). De wet erkent o. a. de Nederlandse Gebarentaal als een officiële taal, beveelt dat autoriteiten ook in gebarentaal moeten informeren en geeft voor gebarentaligen het recht om gebarentaal te gebruiken in o. a. rechtszaken zodat de kosten van vertolking door de staat betaald zullen worden.

België is een federale staat die bestaat uit Vlaamstalig (of Nederlandstalig) Vlaanderen, Franstalig Wallonië en tweetalig Brussels Hoofstedelijk Gewest. De wetgeving betreffende talen vindt plaats op het regionale niveau. Daarom hebben de Vlaamse Gebarentaal, die in Vlaanderen wordt gebruikt, en de Frans-Belgische Gebarentaal, die in Wallonië wordt gebruikt, verschillende wettelijke statussen. Vlaamse Gebarentaal is erkend door een afzonderlijke wet inzake gebarentaal in 2006, en de taal heeft een van de sterkste posities van alle gebarentalen in de EU. Bovendien is de Vlaamse Gebarentaal genoemd in wetten inzake onderwijs, publieke omroep, assistentiediensten van gehandicapten, werkgelegenheidssteunactiviteiten en gelijkheid. Frans-Belgische Gebarentaal is erkend door een afzonderlijke wet inzake gebarentaal in 2003, en bovendien is gebarentaal genoemd in bijzondere wetten inzake onderwijs, en de rechten van doven op tolking en ondersteuningsdiensten zijn geregeld in wetten inzake diensten voor gehandicapten. (Wheatley & Pabsch 2012.)

Uit de vorige voorbeelden blijkt hoe de wettelijke positie en de formulering van de wetten die gebarentaal erkennen zijn beïnvloed door o. a. de algemene taalsituatie in een bepaald land en de manier waarop mensen in het algemeen denken over het noemen van talen in de wetgeving. In Finland en België zijn er tradities over meer dan een officieel gesproken taal en dus is de drempel om ook andere talen in wetgeving te noemen lager. In Nederland daarentegen is zelfs de hoofdtaal van het land niet in wetgeving genoemd, en dus de officiële erkenning van gebarentaal was moeilijker te bereiken.

Maar de wettelijke erkenning van gebarentaal is slechts één — en niet noodzakelijk de eerste — stap in de richting van een situatie waarin de rechten van gebarentaligen in de praktijk worden gebracht. Bijvoorbeeld in België kunnen de vermeldingen over gebarentalen in de Vlaamse en Waalse wetten superficieel hetzelfde lijken, maar o. a. met betrekking tot beschikbaarheid van vertolkingsdiensten zijn er in de regio’s aanzienlijke verschillen: volgens de Europese Unie van Doven (EUD) zijn er in Vlaanderen ongeveer 31 dove gebarentalige mensen per tolk, terwijl het aantal in Wallonië 333 is (Wheatley & Pabsch 2012). Ter vergelijking zijn er in Nederland ongeveer 19 gebarentaligen per tolk en in Frankrijk ongeveer 278, zo lijkt het dat de regio’s van België bepaalde culturele gelijkenissen hebben met de buurlanden waarin dezelfde taal wordt gesproken. Het is dus niet genoeg dat staten gebarentaal in wetgeving erkennen, maar de staten moeten er ook voor zorgen dat voldoende middelen voor het organiseren van de gebarentalige bedieningen worden gereserveerd.

Bronnen

Ik heb dit essay alleen om Nederlands te oefenen geschreven. Marit Janssen heeft me met de taal geholpen, maar alle overblijvende fouten zijn natuurlijk mijn.